Czasowniki nieregularne część 2

 0    25 flashcards    Monika Cz.
mp3 indir Baskı oynamak kendini kontrol et
 
soru cevap
kroić
öğrenmeye başla
snijden; sneed; gesneden
kryć się s
Czy jest jeszcze gdzieś kryjówka gdzie możemy sie schować.
öğrenmeye başla
schuilen; school; gescholen
Is er nog ergens een schuilplaats waar we kunnen schuilen.
kupić
öğrenmeye başla
kopen; kocht; gekocht
kurzyć
öğrenmeye başla
stuiven; stoof; gestoven
lać
Kiedy nie patrzyliscie, wylewałam większość do doniczki.
öğrenmeye başla
gieten; goot; gegoten
Ik goot het meeste tussen de planten als jullie niet keken
ładować
öğrenmeye başla
laden; laadde; geladen
latać
öğrenmeye başla
vliegen; vloog; gevlogen
leżeć
öğrenmeye başla
liggen; lag; gelegen
błyszczeć
öğrenmeye başla
blinken; blonk; geblonken
rozszczepiać
öğrenmeye başla
splijten; spleet; gespleten*
zamarzać
öğrenmeye başla
vriezen; vroor; gevroren
mielić
... gdzie w młynkach są zmielone.
öğrenmeye başla
malen; maalde; gemalen
... waar het in molens wordt gemalen.
mierzyć
öğrenmeye başla
meten; mat; gemeten
milczeć
öğrenmeye başla
zwijgen; zweeg; gezwegen
modlić się
öğrenmeye başla
bidden; bad; gebeden
powiedzieć z
öğrenmeye başla
zeggen; zei; gezegd
rozmawiać s
öğrenmeye başla
spreken; sprak; gesproken
musieć
öğrenmeye başla
moeten; moest; gemoeten
być koniecznym
öğrenmeye başla
hoeven; hoefde; gehoeven
myć
öğrenmeye başla
wassen; waste; gewassen
myśleć
öğrenmeye başla
denken; dacht; gedacht
nagiąć; naprężyć
öğrenmeye başla
spannen; spande; gespannen
napędzać; unosić się; dryfować
öğrenmeye başla
drijven; dreef; gedreven
nawlekać; sznurować
öğrenmeye başla
rijgen; reeg; geregen
nazywać się
öğrenmeye başla
heten; heette; geheten

Yorum yapmak için giriş yapmalısınız.