→ De Populairste Engelse Woorden 451 - 500 → Öğrenmeye Başla / MP3 Flashcards indir

soru		cevap
shot We heard a shot. öğrenmeye başla		het schot We hebben een schot gehoord.
high This building is high. öğrenmeye başla		hoog Dit gebouw is hoog.
bed I should go to bed. öğrenmeye başla		het bed Ik moet naar bed gaan.
gun I don't have a gun in my bag. öğrenmeye başla		het pistool, het geweer Ik heb geen pistool in mijn tas.
game It's my favourite computer game. öğrenmeye başla		het spel, het spelletje Het is mijn favoriete computerspelletje.
person He is an intelligent person. öğrenmeye başla		de persoon Hij is een intelligente persoon.
body The police didn't find the body. öğrenmeye başla		het lichaam De politie heeft het lichaam niet gevonden.
break Take a break. öğrenmeye başla		de pauze Neem een pauze.
free Are those seats free? öğrenmeye başla		vrij ook: "kosteloos" Zijn deze zitplaatsen vrij?
captain The captain abandoned the ship. öğrenmeye başla		de kapitein De kapitein heeft het schip verlaten.
making Present participle van "to make" We are making plans for the evening. öğrenmeye başla		maken We maken plannen voor de avond.
side There's a nice restaurant on the other side of the street. öğrenmeye başla		de kant Er is een leuk restaurant aan de andere kant van de straat.
anymore They are not working here anymore. öğrenmeye başla		niet meer Zij werken niet meer hier.
country Where is your country? öğrenmeye başla		het land Waar is jouw land?
fun Have fun! öğrenmeye başla		het plezier Veel plezier!
almost I almost finished. öğrenmeye başla		bijna Ik ben bijna klaar.
to buy Can you buy some fruits? öğrenmeye başla		kopen Kan je wat fruit kopen?
at least At least it's not raining. öğrenmeye başla		tenminste ook: "minstens" Tenminste regent het niet.
truth Tell me the truth. öğrenmeye başla		de waarheid Vertel me de waarheid.
six We're in the sixth grade. öğrenmeye başla		zes We zijn in de zesde klas.
along Let's walk along the beach. öğrenmeye başla		langs Laten we langs het strand wandelen.
met Have you already met before? öğrenmeye başla		hebben ontmoet of "ontmoette", "ontmoetten" Hebben jullie al elkaar eerder ontmoet?
city London is a huge city. öğrenmeye başla		de stad Londen is een grote stad.
behind The shop is behind the hotel. öğrenmeye başla		achter De winkel staat achter het hotel.
to send Will you send me a postcard? öğrenmeye başla		sturen Zal je me een ansichtkaart sturen?
even though I invited her, even though I knew she won't come. öğrenmeye başla		hoewel Ik nodigde haar uit hoewel ik wist dat ze niet zou komen.
hours meervoud van "hour" You are two hours late. öğrenmeye başla		uren, uur Je bent twee uren te laat.
between What's the difference between these products? öğrenmeye başla		tussen Wat is het verschil tussen deze twee producten?
blood Blood is red. öğrenmeye başla		het bloed Het bloed is rood.
light Your luggage is very light. öğrenmeye başla		licht Jouw bagage is erg licht.
be supposed Past participle van "to suppose" What am I supposed to do? öğrenmeye başla		moeten Wat moet ik doen?
stupid I'm not stupid. öğrenmeye başla		dom, stom Ik ben niet stom.
brought Past simple He brought some vegetables. öğrenmeye başla		bracht, brachten of "hebben gebracht" Hij bracht wat groenten.
died Past simple My father died two years ago. öğrenmeye başla		stierf, stierven of "zijn gestorven" Mijn vader stierf twee jaar geleden.
gets he, she, it He gets angry very easily. öğrenmeye başla		wordt Hij wordt boos erg makkelijk.
funny It's so funny! öğrenmeye başla		grappig Dat is zo grappig!
answer Is this answer correct? öğrenmeye başla		het antwoord Is het antwoord correct?
full Life is full of surprises. öğrenmeye başla		vol Het leven zit vol verrassingen.
to welcome You're always welcome in our place. öğrenmeye başla		welkom Je bent altijd welkom bij ons.
started Past simple en past participle van "to start" It started snowing. öğrenmeye başla		begon, begonnen Het begon te sneeuwen.
black One of my cats is black. öğrenmeye başla		zwart Één van mijn katten is zwart.
question Can I ask you a question? öğrenmeye başla		de vraag Kan ik jou een vraag stellen?
in front of I'm standing in front of my new house. öğrenmeye başla		voor Ik sta voor mijn nieuw huis.
to hate I hate getting up early. öğrenmeye başla		haten Ik haat het om vroeg te opstaan.
to shoot Hunters shoot animals. öğrenmeye başla		schieten Jagers schieten dieren.
white I wish my teeth were as white as yours. öğrenmeye başla		wit Ik wou dat mijn tanden even wit als die van jou zijn.
poor I come from a poor family. öğrenmeye başla		arm Ik kom uit een arme familie.
hot It's hot outside. öğrenmeye başla		heet Het is heet buiten.
order Can I take your order? öğrenmeye başla		de order ook: "de orde" Kan ik jouw bestelling nemen?
anybody Is there anybody here? öğrenmeye başla		iemand ook: "niemand"; betekenis afhankelijk van de context Is er iemand hier?

De populairste Engelse woorden 451 - 500

Yorum yapmak için giriş yapmalısınız.

Daha fazlası