sözlük Çek - Hollandalı

český jazyk - Nederlands, Vlaams

podzim Hollandaca:

1. vallen vallen


Waar gehakt wordt, vallen spaanders.
Laat mij niet vallen.
/ val/ viel(en)/ z. gevallen
Ik heb het idee om een huis te kopen laten vallen.
Ze beloven ons gouden bergen, maar ik heb zo het vermoeden dat we op de vervulling van die beloften kunnen wachten tot de dag dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
Ge hebt uw zakdoek laten vallen.
De Canadese Dankzeggingsdag en de Columbusdag in de Verenigde Staten van Amerika vallen samen, daarom maken Esperantosprekers uit beide landen van de gelegenheid gebruik om een internationale bijeenkomst te hebben.
De boom kon ieder moment gaan vallen.
Ik heb de oude man op zijn rug zien vallen op straat.
Gewoonlijk vallen wolven geen mensen aan.
Dima?! Al-Sayib was zo verbijsterd, dat hij zijn Fanta op zijn computer liet vallen en daarmee zijn jacht op noobs ruïneerde. "Dima?! Ben jij dat echt?!"
Ik ben bang om te vallen.
Mijn grapjes vallen bij hem niet in de smaak.
De appels vallen al in de tuin.
Ik was bang dat ik misschien in slaap zou vallen achter het stuur.

2. herfst herfst


Lente zaait, herfst oogst.
Houdt ge van de lente of de herfst?
Al deze groene bladeren worden rood in de herfst.
In de herfst worden de bladeren geel.
Ik hou erg van de stad Nara, vooral in de herfst.
De herfst is begonnen.