1. vel
Denk niet bij het laatste vel: wie na mij komt, die redt het wel.
Men kan een kei het vel niet afstropen.
2. blad
Plooi het blad in het midden.
Breng een blad papier alstublieft.
3. laken
Dit lelijke geel herinnert mij aan de kleur van uw laken.
Ken vouwde het laken in twee.