1. zorg
Zorg voor je.
De boer bewerkt met zorg zijn land.
Zijn gedrag is mijn belangrijkste zorg.
2. aandacht
Niemand schonk aandacht aan zijn waarschuwing.
Haar aandacht werd getrokken door het boek.
Vanochtend bij het station werd haar aandacht getrokken door een affiche met dikgedrukte letters.