1. afgelegen
Hij leefde in een afgelegen huis van het dorp.
2. ver
Houd u ver van slechte vrienden.
Het huis dat ik gekocht heb ligt ver van het centrum.
Zuid-Afrika is ver weg.
Het is ver van hier.
Ik ben ver van de boom af.
Wat je van ver haalt, is lekker.
Van ver gezien lijkt het op een bal.
Van ver bekeken is ze een schoonheid.
Enkel diegenen die het risico nemen om te ver te gaan, weten tot hoever ze mogen gaan.
Hij heeft ver en vaak gereisd.
De Melkweg is zichtbaar als een gigantische band van ver verwijderde sterren, elk op zich een zon zoals onze eigen zon.
Jim is geneigd om te ver te gaan.
Zijn slag kwam niet ver.
Geluk moet je niet ver gaan zoeken: het zit in je eigen hoofd!
Vorm een rij die één meter ver is van de rij voor jou.