werkwoorden 04 (zien, horen, spreken, praten, kijken etc.)

 0    17 flashcards    dmikosz
mp3 indir Baskı oynamak kendini kontrol et
 
soru cevap
wyglądać dobrze
öğrenmeye başla
er goed uitzien
Wyglądasz na zmęczoną
öğrenmeye başla
Je ziet er moe uit
Wyglądasz byle jak, niechlujnie
öğrenmeye başla
Je ziet er niet uit! (slordig, onverzorgd)
jak on wygląda?
öğrenmeye başla
hoe ziet hij eruit?
patrzeć na
öğrenmeye başla
iets aanzien
nie móc patrzeć na krwawą scenę
öğrenmeye başla
een bloederig tafereel niet kunnen aanzien
patrzeć na kogoś pytająco
öğrenmeye başla
iemand vragend aankijken / aanziend
wygląd
öğrenmeye başla
het uiterlijk, het aanzien
postrzegać kogoś - jak ty mnie postrzegasz? sądzisz, że jestem głupia?
öğrenmeye başla
aanzien - Waar zie je me voor aan? denk je echt dat ik zo stom ben?
mieć poważanie
öğrenmeye başla
in hoog aanzien staan
Jeszcze zobaczę. (odraczanie decyzji)
öğrenmeye başla
het nog even aanzien / Ik zal het nog evem aanzien (nog even wachten voor je een beslissing neemt, zijn beslissing uitstellen)
wygląd
öğrenmeye başla
het uiterlijk, het aanzien, voorkomen
przebrać nowy wygląd
öğrenmeye başla
een ander / nieuw aanzien krijgen
Ta sprawa wygląda przez to inaczej
öğrenmeye başla
de zaak krijgt daardoor een ander aanzien
Ten budynek otrzymał nowy wygląd
öğrenmeye başla
Dat gebouw krijgt een nieuw aanzien
przejrzeć kogoś
öğrenmeye başla
door iemand heen kijken
Przejrzałam twój chytry plan
öğrenmeye başla
Ik doorzag / Ik doorzie je slimme plannetje

Yorum yapmak için giriş yapmalısınız.